Rouw, wandelen en wat dat met elkaar te maken heeft
‘De tijd stond even stil, als een schot in de dagen, daarna gingen de mensen aan het voorval weer voorbij.’ Liesbeth List en Ramses Shaffy schreven dit lied voor het tv-programma met dezelfde naam dat van 1970 tot 1979 (en later opnieuw) terugblikte op grote rampen en historische momenten. Nu de terreur steeds vaker onverwacht toeslaat hoor je de tonen van deze klassieker met enige regelmaat voorbij komen. We kunnen nog zo onze hakken in het zand zetten om het verstrijken van de tijd te remmen, niets zet de klok stil als de rampen in ons leven.
Op 2 juni jongstleden bracht ik een perfecte dag door met mijn moeder. Ze was op dat moment nog maar vier dagen verwijderd van haar 92,5-de verjaardag. Sinds ze negentig was geworden, vierden we ook de halve jaren, want ‘het kon misschien wel zo maar ineens afgelopen zijn,’ zei ze. ‘Maar je kunt ook wel honderd worden,’ bracht ik er hoopvol tegenin. ‘Ach ik ben blij met elke dag, ik heb me nooit kunnen voorstellen dat ik zo oud zou worden, dus elke dag extra is een cadeautje.’ Dus gingen we op 2 juli samen boodschapjes doen. Er moest een lichtgewicht strijkijzer komen van de Blokker, want het oude stoomstrijker werd te zwaar voor haar om te tillen. ‘Maar waarom laat je het strijken niet over aan iemand anders?’ ‘Nee ik wil het zelf doen,’ was het antwoord. Mijn moeder deed me eens een koelkastmagneet cadeau waarop een moederolifant te zien is waar een babyolifant achteraan sukkelt met daarboven de uitspraak: ‘omdat ik je moeder ben, daarom!’. Dus ik hield mijn mond, omdat ze mijn moeder is, daarom. We zaten in de zon op het terrasje bij de Suikerberg, met thee en uitzicht over de Zwolse singel en de groene bomen. Ze kookte aardappeltjes met bloemkool en een stukje vlees, zoals alleen mijn moeder dat kon. Een plakje cake bij de thee ging er later ook nog in. We keken tv. Niks aan. ‘Ik doe hem de laatste tijd vaak uit om negen uur en dan geniet ik vanuit mijn luie stoel heerlijk van mijn uitzicht op de gracht en de Librije,’ zei ze. Ik zou de details van deze dag misschien zijn vergeten. Omdat ie zoveel leek op de andere dagen die ik meestal doorbracht met mijn moeder. Maar deze dag was een beetje anders. ‘Als je weg bent ga ik vast heel lang en diep slapen, want ik voel wel dat ik vanmiddag geen dutje heb gedaan,’ zei ze bij het afscheid. Toen ik haar een uur later belde om te vertellen dat ik veilig was aangekomen in Amsterdam, had ze haar ogen voorgoed gesloten.
In de dagen rond het sterven van een geliefde, kun je niet anders dan alle wereldse zaken opschorten. Tranen, wanhoop en de on-werkelijkheid nemen het over. Er is nog maar een ding en dat is het afscheid, daar mag alles voor wijken. Even mag je de stoom laten ontsnappen uit de snelkookpan van je leven. Niemand die zich druk maakt of je een deadline haalt. De rouwkaarten en de kleur van de kist zijn nu het belangrijkste op aarde. Je hebt geen mindfulness of quality time nodig in gezelschap van de dood. De rouwstoet vertraagt vanzelf het tempo van je leven. De ‘early morning wakenings’ vervreemden je nog verder van de tijd. Na vier korte uren slapen, ontwaak je met een lijf dat beurs is van verdriet en dat meteen de volgende huilbui inzet. Stille uren waarin de wereld nog slaapt en niemand je snikken hoort. Tot het verkeer in de straten op gang komt en er weer iets van leven is om je heen. Je kunt je niet voorbereiden op het afscheid van je moeder. Als kind huilde ik ’s avonds in bed: ik wil niet dat je dood gaat!!! ‘Mama gaat niet dood, wees maar niet bang’ zei ze dan. Maar dat was natuurlijk een dikke vette leugen, zo een waarmee het leven voor kinderen een beetje leuk wordt gehouden.
Ik weet inmiddels toch al zeker tien jaar en eigenlijk al veel langer dat het eraan zit te komen. En toch lijkt het alsof ze een rare grap met me uithaalt en dat ze straks zegt: ‘Welnee kind, ik was helemaal niet dood.’ Net als vroeger, toen ze Artis belde om een baby-pinguïn voor me te bestellen. Toen ik na een half jaar informeerde waar die pinguïn nou eigenlijk bleef, keek ze me verwonderd aan: ‘Geloofde je mij dan?’ Was ze zo wreed geweest, zo harteloos of zo naïef, was ik zo overgevoelig, zo onnozel? De herinneringen die met je aan de haal gaan, maken dat je de geschiedenis na iemands sterven eindeloos herschrijft. Soms wel tien keer, als de verfrommelde propjes papier van de ambitieuze maar mislukte auteur. Je brandende lippen en neusgaten, je gezwollen ogen en uitgeholde darmen brengen je in het hier en nu, maar je gedachtes racen heen en weer tussen vroeger en gisteren, toen ze er nog was.
Op de derde dag na haar overlijden kwam mijn door verdriet uitgeputte lijf spontaan tot rust. Ik ging in haar luie stoel zitten. Dezelfde stoel waarin ik haar heb gevonden met haar ogen dicht en haar keukenschort nog om. Ik zette hem in de luierstand en genoot van het uitzicht, haar uitzicht. Haar kist stond in het midden van de kamer. De bloemen waren alvast neergezet voor morgen. We waren helemaal alleen, mijn moeder’s lichaam en ik. Ik deed een lampje aan, schonk een glas wijn in met een crackertje erbij en ik begon zo’n beetje tegen haar te kletsen. Ze zei niet veel meer, maar ik heb zo’n gevoel dat het wel overkwam wat ik bedoelde. Na 53 jaar af- en goedkeuring van je moeder, weet je precies wat ze mooi vindt en vooral gepast. Toch wil je het gevoel hebben dat je het een beetje goed hebt gedaan met de bloemen en de rouwkaarten en de koffie met cake. ‘Nee, geen cake. Verjaardagstaart, met in roze marsepein Ria 92,5. Vind je dat niet een leuk idee, mam? De chipolatataart van Orsouw, de allerlekkerste. Volgens jou dan. Ik heb liever een hazelino, maar vooruit, het is jouw feestje. Ik was leeg. Het grote intense verdriet was op en maakte plaats voor het kleine verdriet, dat komt in hapklare brokjes die je op de gekste momenten overvallen. Bij het zien van haar jas aan de kapstok, of het horen van een Marco Borsato-liedje op de radio. Ik keek op de klok. Het was elf uur, ik was doodmoe en begon te gapen. De tijd kwam krakend in beweging.

Nadat je moeder is overleden ben je zelf aan de beurt, tenminste als de natuur zijn zin krijgt. Volgens sommigen die het geloven – zoals ik – word je dan weer met elkaar herenigd op een betere plek, onder betere omstandigheden. Noem het de hemel. Wat je meestal niet beseft maar wat altijd waar is, is dat de komende twintig of dertig jaar sneller zullen gaan dan de afgelopen twintig of dertig jaar. Daar hebben knappe koppen onderzoek naar gedaan en dat heeft alles te maken met de werking van ons geheugen. We hebben een soort besef van waar we ons ongeveer op de tijdlus van het leven bevinden en of er nog veel of weinig tijd voor ons ligt. En hoe minder jaren, uren, dagen dat zijn, hoe sneller die voorbij lijken te gaan. Misschien is het daarom, dat ik steeds vaker de behoefte voel om langzamer te leven. De ervaringen uit te smeren in plaats van op te schransen. Mijn vakanties zijn niet langer ‘in drie weken het beste van Mexico en de VS’ maar ‘drie weken in een dorp met twintig inwoners in Brazilië’. Ik wil niet meer zoveel beleven, want hoe meer belevenissen (het woord alleen al, we leven volgens marketeers dus in een beleveniseconomie) je in 24 uur propt, hoe sneller die dagen gaan en hoe sneller je aan het eind bent. Waarbij je dan door het enorme tempo van je leven ook nog eens niks meer kunt herinneren omdat alles een grote blur wordt, een dolgedraaide kermismolen van belevenissen.
Bovendien is er al zoveel moeten, ik wil in die schaarse vrije dagen die ik heb helemaal niks meer moeten, en zeker niet ook nog eens drie kathedralen en vier musea moeten doen. Bovendien als je er een hebt gezien, heb je ze allemaal gezien. Hoe meer we uit onze tijd op aarde proberen te persen, hoe minder betekenis het krijgt. De beste remedie tegen de haastige tijd is wandelen. Op vakantie, maar vooral in mijn eigen buurt zet ik elke dag 10.000 stappen en soms nog meer. Dat begon als een gezondheidsding, want als gezondheidsjournalist volg je die trends op de voet. Maar het waren niet de kilo’s die eraf vlogen die me op de been hielden… het was de volkomen langzame en intense beleving (is ie weer) van mijn eigen kleine wereld. Wandelen of gewoon lopen is het tempo waarvoor we zijn gemaakt. Daar zijn onze ogen en oren op afgestemd vanaf de oertijd, net als de processorsnelheid van ons brein. Dus terwijl ik door de buurt loop, verken ik als een ware dochter van Linnaeus de talloze bloemen en planten die tegen de geveltjes leunen. Soms sta ik even stil om te ruiken. Ik bewonder het Jordanese aardewerk van de buurvrouw verderop. Ik volg de vorderingen van de verbouwing van het nieuwe café op de hoek. Ze hebben nieuwe tafels, wat leuk. De brutale graffiti onder de verkeersbrug had ik al zo vaak gezien, maar nog nooit bekeken tot ik er te voet langskwam en even stilstond. Alle kleine dingetjes waar we ons als mensen mee bezighouden, al die duizenden kleine blijken van liefde voor het leven en vooral het leven zelf, komen zomaar op je pad als je niet de fiets, de tram of de auto pakt, maar de wandelschoenen. Al die kleine blijken van liefde zijn niet alleen de mooiste manier om het leven te vertragen, maar ook een beproefde remedie tegen verdriet. Als het leven zinloos lijkt omdat je een geliefde bent verloren of een miljoen, kijk dan op je dooie akkertje naar de bomen, de bloemen, de gordijntjes van de buurvrouw en je beseft dat alles op zijn eigen tempo doorgaat, ook als de tijd lijkt stil te staan.
Ook verschenen in Circulaire (het Kringblaadje) van de Amsterdamse Kring (september 2016)